Eén plus één is drie - Sneak preview

Proloog

Met een diepe zucht laat Rani de voordeur achter zich dicht vallen. Te vermoeid om voorover te buigen en haar schoenen uit te doen, leunt ze tegen de muur en duwt met haar tenen van de ene voet de schoen aan de andere voet uit. Haar handtas gooit ze op het kastje dat naast haar tegen de wand staat en sloffend sleurt ze haar vermoeide lichaam naar de woonkamer. Nog geen spoor van Andreas en de kinderen. Terwijl ze zich in de sofa laat ploffen, ziet ze op de klok dat het tien voor zeven is. Met andere woorden, de voetbaltraining van Emiel en Wout is nog volop bezig. Het idee het komende half uur niet gestoord te worden, doet Rani haar ogen sluiten. Genietend van de rust in huis valt ze al snel in een diepe slaap die haar de drukte van de voorbije dag doet vergeten.

Met het luid toeslaan van de voordeur en verschillende stemmen in de inkomhal veert Rani plots wakker uit haar veel te korte slaap.
“Mam! We zijn thui-uis!” Een kleine zucht ontsnapt haar lippen. Jongens zullen altijd jongens blijven, denkt ze bij zichzelf. Toch zou ze niet meer zonder die gezellige drukte in huis kunnen. Haar drie mannen. Want allebei haar zonen werden stilaan jonge mannen. Met hun dertien en veertien jaar liepen ze beiden al middelbare school en Rani werd er soms bang van te denken dat ze stilaan met een vriendinnetje zouden thuiskomen. En nu ze samen in dezelfde ploeg speelden dit seizoen, bleken de broers nog meer naar mekaar toe te trekken. Vermoeid komt ze recht uit de sofa en strekt zich helemaal uit. Hoe kort ook, haar dutje heeft haar best wel deugd gedaan. Andreas komt de woonkamer binnen, geeft haar een vluchtige kus op haar wang en zet de drinkbussen van hun zonen op het aanrecht.
“Wat eten we vanavond?” Met een nog wat slaperige blik kijkt ze haar echtgenoot aan.
“Euh. Geen idee. Ik ben in slaap gevallen op de sofa. Sorry. Het was een lange, drukke dag.” Ze wandelt naar de keuken en trekt de koelkast open, wetende dat er eigenlijk bijna niets meer in staat. “Zullen we anders frietjes halen? Dat is even geleden. En ik heb niet echt veel zin om te koken vandaag.” Ze sluit de koelkast alweer voordat ze zich naar Andreas omdraait. “Ik heb zin om lekker vroeg te gaan slapen vanavond.”
“Frietjes zijn ok voor mij, ik rijd dadelijk wel naar de frituur. Vroeg gaan slapen wordt een ander probleem, schat.” Hij komt naar haar toe, legt zijn armen rond haar lichaam en duwt een zachte kus op haar voorhoofd. “Vanavond is het jaarlijks inzamelingsbal in de kazerne.” Een vermoeide kreun komt uit Rani’s keel terwijl ze naar hem opkijkt. “Dat was je helemaal vergeten?”
“Niet he-le-maal… Ik heb er gisteren nog wel aan gedacht. Denk ik.” Hij moet lachen om haar bekentenis.
“Ach, dat komt helemaal goed. Eenmaal we daar zijn en je iedereen ziet, komt je energie vanzelf weer naar boven. En morgen kan je lekker uitslapen. De jongens hebben geen match.”
“Hoe, de jongens hebben morgen geen match?”
“Nee, de trainer meldde net dat de tegenpartij forfait heeft gegeven. Een zaterdag vrijaf dus.”
“Ow, dat klinkt dan weer wel heel lekker.” Verleidelijk kronkelt ze tegen zijn lichaam aan.
“Rustig aan, tijger. Eerst eten.” Hij schenkt haar een knipoog, drukt een kus op haar voorhoofd en dan op haar mond en draait zich van haar weg. “En voor dat eten zal ik eens eerst zorgen. Hou die gedachte van zonet vooral nog een paar uur vast. Ik kom er vannacht op terug, als we weer thuis zijn. Of onderweg.” En met die laatste woorden sluit hij de deur naar de inkomhal achter zich. Boven hoort ze het water uit de douche stromen en heen- en weer geloop op de gang. Ze loopt naar de gang en gaat onderaan de trap staan.
“Jongens!”
“Ja, mam!” antwoorden ze samen.
“Doen jullie meteen jullie pyjama’s aan. En breng de wasmand mee naar beneden, dan kan ik nog een machine inzetten.”
“Is goed mam!” reageert Wout als eerste.

Rani bekijkt haar gezicht nauwkeurig in de spiegel. Met haar veertig jaar wordt ze er zeker niet meer jonger op. De eerste rimpels vertonen zich naast haar ogen wanneer ze lacht. Met een golf van onzekerheid smeert ze nog een extra laagje dagcrème voordat ze haar make-up aanbrengt. Het jaarlijs inzamelbal van de kazerne is telkens weer een groot succes. Alle collega’s en hun partners zijn er aanwezig, net als politieke functionarissen en belangrijke zakenmensen die hun financiële bijdrage aan de brandweerkazerne willen overmaken. In de vooravond zijn er steeds een aantal demo’s te bekijken en worden er een aantal wedstrijdjes georganiseerd, waar de brandweerlieden zich van hun beste kant kunnen laten zien. Het is, als vrouw, een lust voor het oog om al die getrainde lichamen zich in het zweet te zien werken om als eerste over de eindlijn te rennen. In vroegere dagen, toen Andreas nog meedeed aan deze wedstrijdjes, had ze hem langs te zijlijn staan aanmoedigen. Ze was er altijd van overtuigd dat hij de knapste en de sterkste van het korps was. Voor haar toch zeker. De demo’s zouden ze dit jaar mislopen en de meeste wedstrijden zouden ook al afgelopen zijn tegen dat ze zouden toekomen, maar het bal zou net worden ingezet. Een avondje op stap. Geen kinderen. Geen verplichtingen. Het leek een eeuwigheid geleden. Ze bracht wat oogschaduw aan, een beetje mascara en een fijn zwart lijntje onder haar ogen, zette een grote stap achteruit en bekeek zichzelf opnieuw in de spiegel.
“Je ziet er prachtig uit, zoals altijd.” Andreas greep haar langs achter vast en legde zijn handen over mekaar op haar buik. Hij kuste haar zachtjes in haar nek, net onder haar oor, waardoor haar lichaam met een lichte elektrische schok wakker schoot. Wat was dit toch met hem. Na twintig jaar samenzijn kon hij haar nog steeds in vuur en vlam zetten met een simpele aanraking.
“Kom, anders zijn we nog te laat.” Hij liet haar los en wandelde de badkamer uit, de trap af naar de inkomhal. Ze volgde hem, nam haar jas van de kapstok, deed een warme sjaal om en keek nog even in de woonkamer.
“Emiel.” Haar oudste zoon keek niet eens op van zijn iPad terwijl hij met enkel een hoofdknik reageerde.
“Emiel! Ik praat tegen jou. Dan verwacht ik ook jou aandacht.” Met een geïrriteerde zucht legde de jongeman zijn iPad naast zich neer en kijkt zijn moeder aan.
“Ja, mam.”
“En rol zo niet met je ogen. Straks blijven ze nog aan de achterkant staan en kan je niet anders dan constant naar die lege hersenpan van je kijken.” Zijn linkse wenkbrauw trok lichtjes naar boven bij haar opmerking.
“Emiel, papa en ik zijn weg. Wout en jij gaan om half tien slapen. Geen seconde later.”
“Nee mam. Half tien. Copy dat.”
“Copy ook maar dat als ik zie of merk dat je later bent gaan slapen, ik je morgenochtend om vijf uur uit je bed hijs om de volledige benedenverdieping te stofzuigen, te dweilen en al mijn strijk voor me te doen.”
“Serieus mam. Half tien. Geen seconde later. Geniet van je avond. Ik beloof dat je niet om vijf uur op moet staan.”
“Dat is je geraden, want als mama zo vroeg op moet, dan wordt ze chagrijnig. Dat chagrijn werkt ze uit op mij, hetgeen ik dan weer op jullie uitwerk. En ik heb morgen ook nog heel wat leuke klusjes in de tuin, als het moet.” Met een bemoedigend klopje op hun hoofden, schenkt Andreas een warme knipoog aan zijn vrouw.
“Ok, ok pap. Boodschap begrepen. Jullie maken plezier, wij zitten hier opgesloten in gevangenis Mi Casa.”
“Grote mond.”
“Dat hebben we van geen vreemden.” Mengt Wout zich losjes in het gesprek. Met een kleine glimlach en een fijn gevoel draait Rani zich om.
“Tot morgenochtend jongens. Ik hou van jullie.”
“Wij ook van jou.” Roepen ze in koor terug.

Het is al een gezellige drukte op de brandweerkazerne. Andreas neemt Rani’s jas aan en brengt deze naar zijn locker in de omkleedruimte, terwijl Rani zich meteen in het gezelschap van enkele collega’s en hun partners bevindt. Doorheen de jaren heeft de groep een hechte band opgebouwd. Doordat ze regelmatig met mekaar afspreken voor etentjes, gezinsuitstapjes en de activiteiten op de kazerne, is er een vriendschap ontstaan. Rani, in gesprek met Katrin en Eva, volgt de groep naar de open ruimte achter de kazerne waar de laatste wedstrijden worden afgerond. Ze nemen plaats aan een statafel vlakbij het lint waar dadelijk de deelnemers kruipend over de grond onder aangespannen touwen heen moeten. Andreas voegt zich bij hen en is meteen in gesprek met John en Peter, zijn collega’s en de partners van Katrin en Eva. Achter zich hoort Rani het startsignaal, waarop ze zich omdraait om de wedstrijd te volgen. Andreas komt naast haar staan en slaat zijn arm om haar schouder heen.
“Warm genoeg?”
“Net.”
“Kom dan maar lekker dicht tegen mij aan staan.” Hij trekt haar nog wat dichter tegen zich aan en ze warmt zich aan zijn lichaamshitte. Zijn linkerarm strekt zich uit en hij wijst in de richting van de man die voorop ligt in de wedstrijd.
“Dat is Stephan. Weet je nog, die nieuwe collega waar ik je over heb verteld.” Ze knikt. “Hij heeft vanmiddag nog gezegd dat hij mijn tijden vanavond ging verbeteren.”
“Jouw tijden verbeteren? Die staan al vijftien jaar op de eerste plaats. Onverslagen.”
“Ik weet het. En eerlijk gezegd, ik denk dat daar vanavond wel eens verandering in kan komen. Hij is écht snel.”
“Ai ai, dan moet ik vannacht jouw gekrenkte ego weer wat opkrikken.” Bij het vooruitzicht wat dat inhoud, verschijnt er een speelse glimlach om zijn mond. Even later verdwijnt die glimlach in een gespeelde teleurstelling, zodra de eindscore van Stephan op het scorebord verschijnt. Andreas’ tijd is met zeven honderdsten verbeterd door de nieuwe collega, die triomfantelijk op het podium verschijnt.

“Aangenaam, ik ben Stephan.” De man reikt zijn hand uit naar Rani, die hem schudt en hem een vriendelijke glimlach schenkt.
“Aangenaam, Rani. Ik ben de echtgenote van Andreas.”
“Dat is me verteld, ja. Een gelukkig man.” Hij schenkt haar een lieve lach. “Het spijt me dat ik zijn tijd heb verbeterd.”
“Ik geloof er niets van dat je er spijt van hebt.” Ze moet erom lachen. “Wat brengt jou hierheen? Andreas vertelde me dat je opnieuw bent begonnen?”
“Ja.” Hij haalt zijn schouders even op. “Ik ben net gescheiden. Blijkbaar vond ze onze buurman interessanter dan mij. Toen ik een keer vroeger thuiskwam van mijn werk, lagen ze samen in ons bed.”
“Oh, nee! De horror.”
“Ach, eigenlijk kon ik er wel om lachen.”
“Om lachen?” Rani kijkt hem met een verwonderde blik aan.
“Ja. Zij was altijd degene die stik jaloers was. Ik mocht naar geen enkele andere vrouw kijken. Zelfs bij een knappe vrouw op de televisie had ik al ruzie omdat ik er te veel naar keek. En dan blijkt zij degene te zijn die haar pleziertjes ergens anders haalt.” Hij lacht een eerder cynische lach. “Ik ben de dag nadien vertrokken. Heb in mijn vorige kazerne een overplaatsing aangevraagd naar eender welke kazerne in Vlaanderen, en zo ben ik hier terecht gekomen.”
“Geen kinderen of zo die je achterlaat?”
“Nee. Zij wilde nooit kinderen. Mijn ouders zijn beiden overleden en mijn zus, twee jaar jonger dan ik, woont al een aantal jaren in het Zuiden van Frankrijk. Dus er was niets wat mij nog ginder hield.”
“Wauw. Dat moet toch een hele stap zijn. Zo van de ene op de andere dag verhuizen naar god weet waar. Je kent hier niemand.”
“Dat verandert snel hoor. En ik voel me best wel goed in de groep. Het zijn toffe collega’s.” Er ligt iets in Stephans ogen, Rani kan het niet verklaren. Een soort geborgenheid, een veilig gevoel. Ze wil niet dat dit gesprek ten einde komt. Tien minuten vliegen voorbij in een aangenaam en vlot gesprek waarin ze de nieuwe collega van haar echtgenoot wat beter leert kennen.  Plots staat Peter naast haar. Hij geeft haar een nieuw glas witte wijn en een flesje bier aan Stephan.
“Hé vriend, heb jij zin om de komende vier weken alle dagen alle brandweerwagens volledig te poetsen totdat ze tot in de oneindigheid blinken?”
“Nee, hoezo?” Grapt Stephan.
“Dan zou ik maar uitkijken. Je staat hier te flirten met de luitenant zijn vrouw en ik ben ervan overtuigd dat hij heel wat leuke klusjes voor je heeft klaarstaan als je daar niet snel mee ophoudt.”
“Flirten?” Rani kijkt Peter vragend aan. “We waren gewoon in gesprek hoor.”
“Dat weet ik wel.” Hij knipoogt naar haar voordat hij weer verder gaat. “Ik plaag hem maar een beetje. De enige vrijgezel van de groep. Mag toch, niet?” Stephan lacht en Peter draait zich weer weg, om weer in gesprek te gaan met de anderen in de groep. Er is iets met hem, maar wat? Ik kan er de vinger niet op leggen. Een beetje van de wijs gebracht, gaat Rani weer bij Andreas staan, die haar stevig in zijn armen neemt.
“Ik heb het hier wel gezien en ik heb ontzettend veel zin in jou. Zullen we doorgaan?” Fluistert hij in haar oren. Dat is alles wat ze nodig heeft om haar onderbuik weer helemaal te doen oplaaien. Met een klein knikje geeft ze aan dat ze ook door wil rijden.

Hoofdstuk één

Er is een maand verstreken sinds het inzamelingsbal op de kazerne. Rani kan haar eerste indrukken aan Stephan niet vergeten. Telkens Andreas zijn werkverhalen met haar deelt en ze zijn naam hoort vallen, denkt ze terug aan die helderblauwe ogen die haar niet schijnen los te laten. Hij is zo anders dan haar Andreas, en toch, als ze de verhalen van haar echtgenoot aanhoort, toch ook zo hetzelfde. Met zijn veertig jaar is hij net iets ouder dan zij en twee jaar jonger dan Andreas. Hij begon zijn carrière als achttienjarige knaap in het Belgische leger, waar hij maar liefst vijftien jaar ons land diende en verdedigingsmissies uitvoerde in het buitenland. Zodra hij afzwaaide als beroepsmilitair, meldde hij zich aan bij de lokale brandweer, doorliep zijn opleiding en startte als beroepsbrandweer. Redden en de held uithangen, dat was wel het plaatje dat volgens haar volledig bij Stephan paste. Andreas zat volop in zijn verhaal en Rani moest zich ertoe aanzetten haar aandacht erbij te houden in plaats van die helderblauwe ogen die ze een maand geleden voor het eerst zag.
‘Hij blijft er echt zo onwijs rustig onder. Dat heb ik nog nooit eerder meegemaakt. Ik zweer het, lieverd, als hij zou proberen om op te klimmen, die Stephan wordt kolonel voordat we vijf keer met onze ogen kunnen knipperen. Maar het interesseert hem gewoon niet.’
‘Hoezo, het interesseert hem niet?’
‘Nee, hij wil die verantwoordelijkheid niet dragen. Hij is tevreden met zijn rang als sergeant en hoger wil hij niet.’
‘Als dat zijn keuze is, dan is het ook zo. Dat kan je hem niet kwalijk nemen.’
‘Nee, dat is zo. Maar… Hoe moet ik het zeggen.’ Hij ademt even diep in en laat zijn gedachten met zijn uitademing mee naar buiten komen. ‘Hij heeft er echt wel de kwaliteiten voor. Weet je. Hij is rustig, behoudt goed overzicht, hij heeft een goede mensenkennis.’
‘Als hij het echt niet wil, dan ga je hem niet kunnen overhalen hoor.’ Ze drukt een kus op Andreas’ voorhoofd en staat recht uit de sofa waar ze gezellig samen neerzitten. ‘Wat wil je eten vanavond? De kinderen zijn bij jouw ouders, dus we kunnen ergens naartoe als je wil.’
‘Ow ja, dat wilde ik je nog vertellen. Ik heb al gereserveerd.’
‘Jij hebt al gereserveerd?’ Rani kijkt hem verwonderd aan. ‘Hoezo?’
‘Ik was met Stephan in gesprek eerder. Over hoe hij nu altijd alleen thuis zit en dat het toch een hele aanpassing is voor hem en zo. Weet je?’
‘Ja, dat snap ik. Maar wat heeft dat in godsnaam te maken met het feit dat jij al gereserveerd hebt voor vanavond?’
‘Ik heb voor ons drieën gereserveerd. Ik dacht, dan zit Stephan niet nog eens een avond alleen en zo leren jullie mekaar ook wat beter kennen.’ Oh nee, dit kan hij niet menen! Dat komt niet goed.
‘Ok. Euh.’ Rani zoekt de juiste woorden om haar verbazing zo min mogelijk te laten merken. ‘En euh, waar heb je gereserveerd?’
‘Niets bijzonder hoor. Gewoon bij ’t Koetshuis hier in het dorp.’
‘En hoe laat heb je dan gereserveerd?’
‘Tegen zeven. Stephan rijdt meteen daar naartoe. Dus heb je nog een goed uurtje om je nog klaar te maken als je dat nodig vindt. Hoewel je er nu al fantastisch uitziet.’
‘Slijmbal.’ Ze kust hem opnieuw op zijn voorhoofd voordat ze naar de badkamer gaat om snel een douche te nemen en frisse kleding aan te trekken.

Zodra ze ’t Koetshuis binnenkomt, valt haar oog meteen op Stephan. Zijn blonde haren liggen losjes en speels. Hij draagt een simpele, grijze trui en staat meteen op om Andreas en haar te begroeten.
‘Hey, dat is even geleden.’
‘Alweer een maand hé. Sinds het inzamelingsbal.’
‘Inderdaad.’ Hij gebaart met zijn handen naar de stoelen tegenover hem aan de tafel. ‘Zet jullie.’ Zelf neemt hij ook weer plaats, waarna hij meteen zijn hand opsteekt om aan te geven dat ze wat willen bestellen.
‘Ik heb gewacht op jullie. Het leek me zo onbeleefd de kaart al te vragen als jullie nog moesten toekomen.’
‘Geen probleem.’ Antwoordt Andreas. Een zaalmedewerker brengt drie menukaarten en blijft even aan hun tafel staan.
‘Wensen jullie al iets te drinken te bestellen?’ Rani scant snel de pagina met aperitieven en knikt bevestigend.
‘Een rode martini voor mij, alsjeblief.’
‘Voor mij graag een sherry zonder ijs. Stephan?’
‘Euh,’ Stephans ogen scannen de pagina in de menukaart voordat hij opkijkt naar de medewerker. ‘Doe mij maar de aperitief van het huis.’ De kelner noteert alles en laat het gezelschap in hun keuze.

‘Wat denk jij voor morgen? Grote prijs van Spanje. Denk je dat Ralph het morgen haalt?’
‘Geen idee, hij start alvast niet vanuit pole. Jake heeft vandaag de pole position veroverd voor morgen.’
‘Ja, het gaat echt wel tussen hen hé. Weer.’
‘Zijn ook de twee grootste teams hé. Nu ja, Jake heeft intussen al wat, zes wereldtitels, Ralph twee. En hij is een Belg, dus van mij mag Ralph weer met die wereldtitel aan de haal hoor.’ Rani neemt haar telefoon en scrolt van scherm naar scherm terwijl de mannen nog wat verder uitweiden op het huidige formule één seizoen.
‘Wat is er lieverd, vervelen we je?’
‘Denk je?’ Met een gespeelde geïrriteerde blik kijkt Rani Andreas aan. ‘Nee hoor, doe rustig verder. Ik ben écht zo geïnteresseerd in formule één.’ Dit keer druipt het sarcasme er duidelijk van af.
‘’Nee, sorry, hadden we niet moeten doen. Sorry dat ik erover begon, Rani.’
‘Geen probleem, Stephan.’ Met een glimlach legt ze haar mobiele telefoon weer weg. ‘Vertel eens, wat interesseert jou nog, buiten formule één en dagelijks de held uithangen?’
‘Dagelijks de held uithangen?’
‘Brandweerman…’
‘Ow ja, nou, zo bekijk ik het niet hoor.’
‘Andreas ook niet. Maar jullie zijn wel helden.’
‘Het is maar net hoe je het bekijkt.’
‘Vertelde Andreas me niet dat jij in het Belgisch leger gezeten hebt?’
‘Ja, inderdaad. Vijftien jaar. Begonnen bij de landmacht en zo doorgegroeid naar DOVO.’
‘DOVO? Is dat niet die eenheid die oude bommen uit de oorlogen opruimt?’
‘Inderdaad, ja.’
‘Hoe kom je daar terecht?’
‘Ik heb twee buitenlandse missies gedaan. Toen was ik nog para. Na een jaar in Afghanistan en een jaar in Afrika, voelde ik er meer voor om in eigen land een bijdrage te delen. En ik heb altijd een passie gehad voor explosieven.’
‘Een passie voor explosieven? Moeten we nu bang worden?’
‘Nee hoor.’ Hij lacht met haar gespeelde angst. ‘Absoluut niet. Ik weet net hoe ik het op moet ruimen. Met de juiste gereedschappen dan toch.’ Voordat hij zijn verhaal kan vervolgen, worden hun bestellingen aan tafel gebracht. De korte onderbreking zorgt er voor dat het gesprek al snel een andere wending op gaat.

Voldaan van een goede maaltijd en zeer aangenaam gezelschap, zet Rani zich in de auto. Andreas start de wagen en rijdt rustig de parking af. Het is opmerkelijk stil in de auto nadat ze de ganse avond non stop hebben gebabbeld met mekaar en met Stephan. Eenmaal thuis parkeert Andreas in hun garage, sluit de poort en blijft net iets te lang zitten. Rani sluit haar portier weer en draait zich naar Andreas.
‘Wat scheelt er?’
‘Niets.’ Rani gelooft er niets van. Een licht bedrukte blik ligt in Andreas’ ogen.
‘Niets? En dat geloof je zelf? Je hebt geen woord meer gezegd sinds we vertrokken zijn. Nu wil je precies gezellig alleen in de wagen blijven zitten. En ik moet geloven dat er ‘niets’ is?’ Een kleine zucht ontsnapt zijn keel.
‘Niets ergs. Gewoon. Ik was even aan het denken.’
‘En doet dat pijn?’ Hij kijkt haar aan, beseffend dat ze een vleugje humor in hun gesprek probeert te mengen.
‘Het viel me vanavond op hoe goed het klikt tussen Stephan en jou.’
‘Ja, en dan?’
‘Zo klik je met geen van mijn collega’s?’
‘Wat zeg je nu. Wel toch. Met Peter en John kan ik het toch ook heel goed vinden.’
‘Je kan inderdaad heel goed met hen om. Maar het is anders. Vanavond was anders. Vanavond was..’ Hij aarzelt even, weegt zijn woorden voordat hij ze in de lucht gooit. ‘Vanavond leek het meer op een avond uit met Maike of Denise.’ Hij kijkt haar plots wat verlegen aan, waardoor ze nog meer van de kaart wordt gebracht.
‘Hoe bedoel je?’ Duidelijk nadenkend over zijn woorden, laat ze deze één voor één tot haar doordringen. ‘Heb ik dan ergens aanleiding gegeven om…’ Weer denkt ze na, gaat ze in gedachten haar gangen van die avond na. ‘…dat hij zou denken dat ik iets met hem wil?’
‘Dat denk ik niet. Ik weet het niet.’ Hij legt zijn hand op haar hand en kijkt haar liefdevol aan. ‘Lieverd, ik weet dat we dit allemaal al besproken hebben. En jij hebt me al prachtige nachten bezorgd. Ik had nooit durven dromen een vrouw te vinden die openstaat voor een trio. Laat verdomde staan om dat meer dan één keer te doen.’ Hij haalt even diep adem. ‘En ik weet dat ik ook gezegd heb dat, als jij een trio met een man wil, dat ik je dat evenzeer wil gunnen.’ Opnieuw een diepe ademhaling. ‘Alleen, vanavond voelde dat om de één of andere reden zeer dichtbij, en dat raakte me wel even.’ Ze leunt naar voren, streelt zachtjes langs zijn wang en kust hem teder op zijn lippen.
‘Lieverd toch. Ik hou van jou. Alleen van jou. En ja, Stephan is aantrekkelijk. Maar ik had nog niet op die manier naar hem gekeken. Denk ik toch.’
‘Wel, voor mij voelde het anders. Jij deed anders.’ Hij kust haar terug. ‘Misschien moet je daar ook even over nadenken.’
‘Misschien wel.’

Hoofdstuk twee

Vastberaden rijdt Andreas de parking van de kazerne op, parkeert zijn Ford Ranger op zijn vaste parkeerplaats en stapt de kazerne binnen op zoek naar Stephan. Nadat hij zijn spullen in zijn kluisje heeft opgeborgen, wandelt hij door de enorme wagenhal naar de keuken die zich achteraan bevindt. Bovenaan de trap laat hij zijn blik langs de tafel gaan, waar enkele collega’s een kaartje leggen. Peter kijkt op van het spel. ‘Zoek je iemand?’
‘Ja, Stephan. Is hij al binnen?’
‘Ik heb hem een kwartiertje geleden naar de gym zien gaan. Misschien moet je daar even checken.’ Op zijn hielen draait Andreas zich weer terug naar de trap, die hij half rennend afloopt. Weer beneden neemt hij de deur die zich onder de trap bevindt en die via een korte gang uitkomt op de gymzaal van de kazerne. Na een korte blik door de ruimte ziet hij Stephan, zijn T-shirt drijfnat van het zweet, op de loopband. Hij veegt met een handdoek langs zijn voorhoofd en groet de luitenant door kort zijn hand op te steken voordat hij zich weer op het scherm voor zich concentreert. Andreas doorkruist de gym tot hij naast de loopband staat en werpt een blik op het scherm.
‘Hoe lang moet je nog?’
‘Vijftal minuutjes. Waarom?’
‘Niks bijzonder. Ik wilde je even spreken vandaag.’
‘Spreken? Over?’
‘Niets om je zorgen over te maken. Ik heb nog wat administratie te verwerken, dus als je klaar bent met je training kan je me in mijn kantoor vinden.’
‘Is goed, meneer. Tot zo.’ Met een korte knik groet hij zijn collega, waarna hij zich naar zijn kantoor begeeft om aan een veel te grote stapel saaie administratie te werken.

Nadat hij zijn training op de loopband heeft afgewerkt, neemt Andreas een snelle douche en trekt een frisse T-shirt en gemakkelijke joggingsbroek aan voordat hij zich naar het kantoor van de luitenant begeeft. Wat zou er aan de hand zijn? Heb ik een fout gemaakt? Hij klopt twee keer kort maar krachtig op de deur en wacht totdat hij Andreas’ stem hoort voordat hij het kantoor binnengaat.
‘Zet je maar even in de sofa, Stephan.’ Andreas gebaart vriendelijk naar de tweezit dit tegen de muur aan het andere uiteinde van het kantoor staat, recht tegenover het bureau. ‘Ik sla nog even dit bestand op en dan kom ik bij je zitten.’ Stephan zet zich neer en probeert zich te ontspannen. Andreas wekt niet de indruk dat er iets ernstig aan de hand is. De sfeer in het kantoor is eerder gemoedelijk en luchtig. Enkele tellen nadat hij heeft plaatsgenomen, staat Andreas op van zijn bureaustoel en zet zich in de sofa naar Stephan.
‘En, vertel eens. Hoe voel jij je, nu je hier een aantal maanden bij ons bent.’
‘Wel goed. Een heel tof korps. Ik voel me meteen geaccepteerd. Alles loopt echt heel vriendschappelijk.’ Met een glimlach op zijn gezicht blikt Stephan terug op de voorbije maanden. ‘Ik ben blij met de overplaatsing. Ik heb een goede keuze gemaakt.’
‘En heb je buiten het werk al een socialer leven kunnen opbouwen? Nieuwe kennissen?’
‘Dat is wat minder. Ik heb jou en je echtgenote. En verder is er een cafeetje niet ver van waar ik woon. Daar ben ik nu een aantal keer wat gaan drinken. De sfeer is er wel goed en ik heb er al aangename gesprekken gehad.’ Gerustgesteld met de richting dat het gesprek uitgaat, schuift hij lichtjes onderuit in de sofa. ‘Ik heb er nog geen echte vrienden gemaakt waarmee ik echt afspreek, maar dat zal nog wel komen zeker.’
‘Allicht wel.’ Andreas zet zich wat rechter en zijn blik wordt serieus. ‘Ik wil even met je praten. Een privé aangelegenheid. Ik wil vooraf even benadrukken dat dit gesprek echt tussen deze vier muren moet blijven. Je praat er met niemand over. Geen collega’s, geen vrienden. Niemand. Begrepen?’ Plots van zijn melk gebracht door de wending in het gesprek, zet Stephan zich weer wat rechter in de sofa en kijkt Andreas even serieus aan.
‘Begrepen, chef.’
‘Geen chef.’ Knikkend haalt hij diep adem voordat hij verder gaat. ‘Hoe vond jij het zaterdagavond?’
‘Zaterdagavond? Toen ben ik met Rani en jou gaan eten.’
‘Inderdaad. Ik wilde even informeren hoe jij die avond vond. Was het gezellig? Aangenaam? Of eerder ongemakkelijk?’
‘Nee, zeker niet ongemakkelijk. Het was toch een heel toffe avond. We hebben heel wat gebabbeld. Over zoveel dingen. Dat voelde echt goed.’ Met een bedenkelijke blik kijkt hij Andreas aan. ‘Waarom? Is er iets mis? Heb ik iets verkeerd gedaan?’
‘Nee hoor, jij hebt zeker niets verkeerd gedaan.’ Opnieuw haalt Andreas diep adem en kijkt hij Stephan strak aan. ‘Ik wil echt benadrukken dat dit gesprek tussen ook blijft.’
‘Ja hoor, geen probleem. Wat je ook wil zeggen, het is veilig bij mij.’ Met zijn hand gebaart hij alsof hij een denkbeeldige sleutel in zijn mond op slot draait en over zijn schouder weggooit.
‘Dit is iets wat niemand hier weet, niemand in de kazerne. Maar ook onze familie niet, of vrienden buiten de kazerne. Behalve dan die enkele personen die erbij betrokken zijn.’ Met een bedenkelijke blik kijkt Stephan Andreas aan. Waar gaat dit naartoe? ‘Rani en ik… Wel ja, wij zijn al zestien jaar getrouwd. En gelukkig getrouwd. We kennen mekaar intussen al ruim twintig jaar.’ Voor de zoveelste keer haalt Andreas diep adem, strekt zijn nek en kijkt even naar het plafond voordat hij Stephan weer aankijkt en verder gaat. ‘Sinds een vijftal jaar hebben wij een open relatie.’ Die laatste woorden kwamen net iets stiller uit zijn mond dan de hele uitleg die eraan vooraf ging.
‘Een open relatie? Als in…’
‘Als in… Rani en ik hebben in het verleden al een aantal keer heel aangename momenten beleefd met een extra vrouw in onze slaapkamer.’ Stephans ogen worden groot bij deze onthulling. Een trio. Met twee vrouwen. Gadverdamme. Welke gezonde heteroseksuele man droomt daar nu niet van. En de luitenant verkondigt hier zomaar even dat hij daar regelmatig van mag proeven. Maar waarom ik? Waarom vertelt hij dit aan mij? Voordat hij de vragen die door zijn hoofd malen kan stellen, luidt de sirene in de kazerne loeihard. De plicht roept. Als in een natuurlijke reflex springen beide mannen gelijktijdig op en haasten zich naar de immense wagenhal om zich razendsnel om te kleden en in de wagen te springen. Amper enkele minuten later scheurt de brandweerwagen de kazerne uit en langs kruispunten en wegen op weg naar de plaats van onheil. Nog steeds verbaasd van zijn gesprek van zonet, staart Stephan voor zich uit. De woorden herhalen zich in zijn hoofd. Open relatie. Extra vrouw. Waarom vertelt de luitenant dit aan hem? Wat kan hij met deze informatie? Het werd in vertrouwen verteld, dus hij kan moeilijk één van de collega’s om raad vragen. Moet hij het straks aan de luitenant vragen? Of zou hij het hierbij moeten laten? Abrupt komt de brandweerwagen tot stilstand en verlaten Stephan en zijn collega’s het voertuig. Voor hem doemt een hels tafereel op. Drie wagens versperren het wegdek, een vierde wagen lijkt als een elastiek om een boomstam heen geplooid. Glasscherven en brokstukken bezaaien de rijbaan en de groene berm. Gehuil klinkt op uit één van de wagens die de baan versperren.

Andreas roept zijn collega’s toe. Wagens controleren, slachtoffers vaststellen, volgorde van bevrijden opstellen en uiteindelijk de brokstukken opruimen. Samen met John controleert hij de zwarte Renault die rond de boomstam in de berm geplooid hangt. De zijraam is langs de binnenkant met bloed besmeurd. Een hoofd leunt er tegenaan, bewegingsloos. Geen teken van leven wil nog niet betekenen dat er geen leven meer is. Echter, de zijraam inslaan is geen optie. John haalt de breekhamer en tikt voorzichtig het raam achter de chauffeur stuk. Hierlangs kunnen ze de waarden van de bewusteloze chauffeur nemen. Achter hem hoort Andreas hoe Peter en Gert mekaar waarden toeroepen.
‘Ik heb hier twee kinderen op de achterbank. Eén bewusteloos, één wakker en luid huilend. Duidelijk in pijn. Reageert niet op ons, allicht een paniekaanval. Moeder ligt bewusteloos achter het stuur.’
‘Hier twee jonge knapen. Bestuurder bewusteloos, passagier overleden. Hangt een sterke alcohol geur in de wagen.’
‘Gadverdamme! Klootzakken!’
‘Chef, hoe staat het hier?’ Stephan staat plots naast Andreas om de status van deze wagen op te nemen.
‘Bewusteloos. Eén inzittende, enkel de chauffeur.’
‘Ok.’ Andreas begeeft zich weer naar de rijbaan waar Gert intussen de inzittenden van de laatste wagen probeert te bereiken.
‘Ook hier een sterke alcoholgeur in de wagen.’ Hij draait even zijn hoofd weg voordat hij de waarden van de chauffeur en inzittende probeert op te nemen. ‘Chauffeur is overleden, vrouwelijke passagier bewusteloos.’

Ruim twee uur intensief werken later, zijn alle gewonden met de ambulance overgebracht naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Gelukkig kregen ze de nodige ondersteuning van hun collega’s uit de nabijgelegen stad. Ook de overledenen werden intussen geborgen en overgebracht naar het ziekenhuis voor verder onderzoek. Allicht twee straatracers met veel te veel alcohol in hun systeem die dit vreselijke tafereel veroorzaakt hebben. De uitkomst van dit alles zouden ze eerstdaags wel in de krant kunnen lezen. De wrakken worden door de takeldienst opgeladen en weggesleept terwijl Andreas, Stephan en de anderen de laatste brokstukken van de rijbaan wegvegen.

Het ganse team zit boven aan tafel, allen een bord spaghetti bolognese voor zich. Samen halen ze de gebeurtenissen van eerder vandaag weer naar boven. Toekomen op de plaats van het ongeluk, de vaststellingen van de slachtoffers en de daarbij gemaakte conclusies. De zwaargewonde moeder die misschien niet eens levend het ziekenhuis zou halen, de jonge en dronken chauffeurs die het ongeluk misschien veroorzaakt hebben.
‘Wat moet er van die kinderen als hun moeder het niet haalt?’ Met zijn blik op het plafond gericht, denkt Peter luidop na.
‘Hopen dat ze een goede en betrokken vader hebben die de zorg op zich neemt.’
‘Die vrouw droeg geen trouwring.’
‘Dat wil nog niet zeggen dat ze geen relatie heeft. Of dat de vader van die kinderen niet in beeld is.’
‘Nee, dat is ook weer waar.’ Zuchtend schuift Peter nog wat verder onderuit, een enkele traan ontsnapt uit zijn oog.
‘Gaat het, kameraad?’
‘Jawel hoor. Maar deze vind ik altijd de moeilijkste. Als er kleine, onschuldige kinderen bij betrokken worden.’
‘We kunnen ze niet allemaal redden, maar deze twee hebben het wel gered. Ze waren allebei bij bewustzijn toen ze naar het ziekenhuis vertrokken.’
‘Die jonge gasten hun leven is anders ook wel voorbije.’ Zegt Gert.
‘Mja, moesten ze maar aan denken voordat ze in die toestand achter het stuur gingen zitten.’ Klinkt het antwoord van Stephan hard.
‘Daar heb je zeker een punt. En zoals het rechtssysteem hier gaat, hebben ze vast over een maand hun rijbewijs terug in handen. We kunnen alleen maar hopen dat ze hun les geleerd hebben. Werken om de slachtoffers te betalen kunnen ze nu wel voor de rest van hun leven.’ Besluit Peter de discussie. Even blijft het stil terwijl ze hun spaghetti verder opeten, een traditie na ieder ongeval.

‘Stephan, heb je nog even?’ Net op het moment dat hij naar huis wil rijden, wordt hij door Andreas aangesproken.
‘Euh, ja. Zeg maar. Niet dat er thuis iemand op me wacht.’ Voorzichtig lacht hij bij zijn woorden. Het was een ontzettend lange en beladen werkdag die eindelijk achter de rug is. Hij wil momenteel niets liever dan thuis in zijn sofa neerploffen met een biertje en wat naakt op zijn televisiescherm.
‘Mijn kantoor.’ Andreas knikt met zijn hoofd als teken om hem te volgen. Eenmaal in het kantoor van de luitenant, zetten ze zich beiden weer neer in de sofa waar ze eerder vandaag het gesprek begonnen dat Andreas nu duidelijk wil afronden. Een gesprek dat Stephan intussen alweer helemaal vergeten was. ‘Wat ik daarstraks wilde zeggen, voordat we zo abrupt onderbroken werden, is dat Rani en ik dus een open relatie hebben.’
‘Zoveel had ik intussen wel begrepen. Maar waarom vertel je mij dit?’
‘Wel, omdat Rani er ook al ontzettend lang van een trio droomt met twee mannen.’ Stephans ogen worden groot van verwondering, waardoor Andreas even moet lachen. ‘Tot voor kort was er nooit echt een man waarvan ze het gevoel of het verlangen had om die trio mee te doen.’
‘Tot voor kort?’
‘Inderdaad.’
‘Wie of wat is daar dan aan veranderd?’
‘Jij.’ De stilte tussen beide mannen na deze onthulling is oorverdovend. Ongelovig staart Stephan Andreas aan. Hij laat alles door zich heen komen, alle woorden door zijn hoofd malen. Ongelovig staart hij voor zich uit. Andreas staat op uit de sofa, klopt Stephan bemoedigend op zijn schouder en verlaat zijn kantoor. ‘Sluit je mijn kantoor af als je weer wakker bent en doorgaat.’ Met een grijns op zijn gezicht sluit hij de deur achter zich en rijdt tevreden naar huis.